Verlag college 3 – Gerrit van der Burg: ‘Sluipend gif’

Op 5 maart 2018 gaf Gerrit van der Burg (voorzitter van het College van procureurs-generaal) het derde college in de collegereeks ‘Ondermijning van het lokale bestuur’. Hij is sinds juni 2017 de hoogste baas van het Openbaar Ministerie, daarvoor was hij onder meer hoofdofficier van Justitie.

Als voorzitter vervult hij een verbindende rol, zowel intern als extern.

Na de visie van de wetenschap en de politie in eerdere colleges, verkent Van der Burg het onderwerp ‘ondermijning’ vanuit een juridische invalshoek: hoe kun je ondermijning juridisch te bestrijden? Hoe werken criminele organisaties, waar liggen de zwakke punten en hoe kun je daar op juridisch gebied gebruik van maken? Hoe kan het OM optreden en wat zijn noodzakelijke voorwaarden?

Verwevenheid

Centraal in het college van Van der Burg staat het begrip ‘verwevenheid’. Ondermijning is namelijk tegelijk heel groot en abstract, en heel klein en dichtbij. Van der Burg wil handen vanuit de zaal zien: wie heeft er in zijn of haar wijk te maken met winkels of ondernemingen die haast niet pluis moeten zijn? Winkels die nooit klanten hebben, maar wel bestaan. Er gaan inderdaad wat handen omhoog, en Van der Burg vindt zijn punt daarmee bevestigd: we hebben allemaal van dichtbij wel te maken met het abstracte begrip ‘ondermijning’.

Er volgt een filmpje van het Openbaar Ministerie, waarin deze verwevenheid nader wordt uiteengezet. In het fragment zien we legale bedrijven die als dekmantel voor illegale activiteit gebruikt worden: geheime kluizen en zelfs een hele verborgen ruimte onder een ‘echte’ onderneming. Ondermijning en criminele activiteit hoeft dus niet heel zichtbaar te zijn, maar burgers kunnen wel een vermoeden hebben. Ze kunnen een verdachte, chemische stof ruiken. Er bestaan industrieterreinen in Nederland, zegt Van der Burg, waarop een vijfde van de ondernemingen malafide is en betrokken bij de cocaïne-industrie.

Infectie

In gemeenten is soms sprake van intimidatie van burgemeesters en andere politieke ambtsdragers door drugscriminelen. Ook vergismoorden –waaronder de actuele zaak rondom Djordy Latumahina-, komen voorbij in het filmpje. Allemaal voorbeelden van waar de twee werelden elkaar treffen. Of, om in het jargon van de avond te blijven, infecteren.

Volgens Van der Burg is het ‘alle zeilen bijzetten om deze infectie stoppen.’ De tweedeling tussen ‘de onderwereld’ en ‘de bovenwereld’ wekt de suggestie van een duidelijke scheiding, maar vanavond gaat het juist om de verwevenheid tussen die twee werelden.

Afscherming

Bij georganiseerde criminaliteit, of bedrijven die zich op een georganiseerde manier misdragen, draait het om één ding: afscherming. Afscherming van informatie, identiteit en illegale handel en vermogen. Daar heb je ‘onze’ wereld voor nodig, bijvoorbeeld wanneer iemand met zwartgeld vastgoed wil kopen. Hij of zij krijgt te maken met het notariaat en financiële dienstverleners, waarbij vervolgens buitenland- en/of identiteitsconstructies geregeld moeten worden. Kortom: op het moment dat iemand illegaal gewin wil laten inklaren, is er medewerking nodig van anderen.

Volgens Van der Burg is hierin een duidelijke professionaliserings- en specialiseringstendens te zien. Bij illegaliteit en afscherming daarvan hebben zich drie takken ontwikkeld, aldus Van der Burg: uiteraard de criminelen zelf; de logistieke kant; en ondersteuners. Op de kwetsbare contactmomenten tussen deze takken, probeert het OM aangrijpingspunten te vinden. Van der Burg: “ons rotsvaste houvast is het feit dat ‘ze’ ergens kwetsbaar zijn.”

Van niets weten

Terug naar de bovenwereld. Dienstverleners uit de bovenwereld, zoals bedrijven in de transport- en financiële sector, horecaondernemers en vliegtuigmaatschappijen, weten vaak niet dat ze meedoen aan ondermijning van de rechtsstaat en het lokale bestuur. Het is dan ook voor het OM de kunst dit aan hen duidelijk te maken.

Van der Burg noemt als voorbeeld een wasserette in de buurt van Amsterdam. Dit bedrijf waste op contractbasis voor gerenommeerde Amsterdamse hotels, voor een bodemprijs. Wat bleek? De wasserette had Syriërs in dienst, die 16 uur werkten en op de werkplek moesten slapen. ‘Jij en ik kunnen zomaar onder zulke lakens liggen’, aangezien de hoteleigenaar hier ook niets van wist.

Anderzijds: hij wist dat het heel goedkoop was -verdacht goedkoop-, en had zich kunnen afvragen of dat wel kan kloppen in Nederland. Van der Burg: ‘Eén ding weet het OM wel: als zo’n hotel eenmaal gewaarschuwd is, zullen ze de volgende keer wel uitkijken, omdat het wetboek dan in hun buurt komt.’

Een verhaal over een mensenhandelnetwerk in hotels rondom luchthaven Schiphol, noemt Van der Burg als ander voorbeeld van de dunne lijn tussen een criminaliteitsprobleem, en een sociaal-maatschappelijk probleem, waar ook de burger verantwoordelijkheid –of op zijn minst oplettendheid- in draagt. Immers: wat doe je als brave burger met de wetenschap dat er iets niet pluis is?

Sluipend gif

Georganiseerde criminaliteit is niet altijd zichtbaar en uit CBS-onderzoek blijkt dat onze veiligheidsgevoelens zijn gestegen. Tegelijkertijd is deze criminaliteit door haar onzichtbaarheid een soort sluipend gif. In 2010 bedroeg de winst uit illegale activiteiten in Nederland alleen al 2,6 miljard euro -vergelijkbaar met dat van een groot bedrijf als Heineken.

Het OM maakt zich ook zorgen om de intimidatie en het extreme geweld dat komt kijken bij de grote geldsommen die rondgaan in de onderwereld. Er worden grenzen verlegd en veel risico genomen. Een sfeer van intimidatie kan ontstaan, bijvoorbeeld om illegaal geld aan te nemen. Dit, zegt Van der Burg, is onderdeel van het sluipende gif: als je als bonafide onderneming eenmaal ‘ja’ zegt tegen het cash betalen van een grote factuur, dan kun je niet meer terug en raak je op die manier betrokken bij het illegale circuit.

Volgens Van der Burg zijn er binnen zulke ondersteunende dienstverleners, drie ondersoorten:

  1. ‘volslagen naïevelingen’, die oprecht geen idee hebben waar duizenden euro’s cash vandaan komen
  2. ‘echte boeven’, die willens en wetens meewerken voor persoonlijk gewin
  3. een middencategorie

Deze derde groep is het kwetsbaarst, en baart daarom het OM de meeste zorgen. Deze mensen worden ofwel verleid en/of gedwongen tot het akkoord gaan met zwarte transacties, ofwel in kwetsbare hoek gedreven door het geven van financiële of juridische adviezen.

Van der Burg: “Wij zijn er niet enkel op uit om mensen te straffen, maar ook –zolang het kan- die middengroep uit dat milieu te krijgen en hun weerbaarheid en bescherming te geven.”

Taken van het Openbaar Ministerie

Wat kan het OM nog meer doen in de strijd tegen deze ondermijning? Van der Burg noemt als voorbeeld het gekantelde beeld dat we als samenleving hebben van motorclubs. Vijftien jaar geleden genoten vele clubs een soort aaibaar beeld. Dat is nu heel anders en dat is wel echt een succesverhaal, vindt Van der Burg. Want zoiets vereist aanpak in volle breedte, een integrale aanpak, waarbij ‘alle systemen gekoppeld zijn.’

Het is een tactiek die verdergaat dan overleg en afstemming. Eerst moet het gezamenlijk probleem erkend worden. Daarna kan samen besloten worden welke aanpak het meest effectief is. De gemeente kan besluiten een vergunning in te trekken; de belastingdienst kan een fiscale aanslag plegen. Het gaat er hoe dan ook om ‘ze het leven zuur te maken’, aldus Van der Burg, wat een kwestie van de lange adem is. Het vereist uithoudingsvermogen, en dat moeten we nog oefenen in Nederland, volgens Van der Burg.

Boeven moeten worden gepakt

Na afloop van het college volgt hier ook een kritische vraag over. Tot hoever kunnen partners gaan in bijvoorbeeld uitwisseling van informatie? Volgens Van der Burg moet het midden gehouden worden tussen aan de ene kant eendracht van samenwerking, en aan de andere kant ‘het idee van ongebreidelde informatienetwerken waarbij ongemakkelijke (lees: 1984) gevoelens komen kijken.’

Inzet van het strafrecht blijft daarnaast essentieel. ‘Boeven moeten worden gepakt,’ benadrukt Van der Burg, met de nuance dat het wel om échte boeven gaat, niet om elk type wetsovertreder. Volgens hem is dit om twee verschillende reden van belang. Ten eerste is zolang iemand vastzit, zijn of haar criminele activiteit beperkt. Ten tweede is het van symbolische waarde in onze democratische samenleving, want gevangenisstraf markeert crimineel gedrag.

Digitaal en hulp voor exfiltranten

Opsporing wordt echter steeds moeilijker, omdat digitale innovatie afscherming van criminele gegevens makkelijker maakt – en daarmee lastiger te rechercheren. Versleutelingstechnieken zijn namelijk steeds geavanceerder, en tegelijk steeds toegankelijker voor welke geïnteresseerde boef dan ook.

Op de vraag wat het OM verder kan doen, houdt Van der Burg een bescheiden pleidooi voor een kroongetuigenregeling of meer hulp voor exfiltranten. Mensen uit het criminele milieu halen is erg complex en daar hebben we betere regelingen voor nodig. We moeten als overheid een alternatief en/of compensatie voor het grote genoten ongemak bieden.

Introspectie

Dan wordt het tijd voor wat introspectie. We spinnen als samenlevingeconomisch garen bij toeristen die van heinde en verre komen en over de Amsterdamse Wallen paraderen, terwijl we ergens wel weten dat daar uitbuiting en mensenhandel plaatsvindt. We zijn tegen drugskartels, maar ‘een pilletje op z’n tijd moet toch kunnen?’

We moeten ons dus afvragen wat voor samenleving we zijn en wat voor samenleving we willen zijn, vindt Van der Burg. We zijn ‘vrij’, dus alles moet kunnen, maar dat heeft ook een keerzijde. ‘Een intrigerend vraagstuk,’ aldus Van der Burg, ‘waar ik zelf ook het antwoord niet op weet.’

Het ondermijningsvraagstuk brengt in conclusie een abstractie met zich mee (‘Het is gevaarlijk voor de samenleving’), maar je kan het gemakkelijk op jezelf betrekken (‘dat gekke winkeltje bij mij in de straat’). Waar moeten we de lijn trekken? Wil jij een reis boeken bij zo’n onguur reisbureau of groente kopen van een tuinder waar een verdacht zure chemische lucht hangt? Waarom bestaat dit nog, waar ligt onze verantwoordelijkheid?

Burgemeester Paul Depla van Breda tijdens de officiele opening van Station Breda – foto G. Lanting

Alle colleges uit deze reeks

  • College 1 (12 februari 2018) door Pieter Tops, hoogleraar bestuurskunde Tilburg University en verbonden aan de Politieacademie.
  • College 2 (28 februari 2018) korpschef Erik Akerboom van de Nationale Politie.
  • College 3 (5 maart 2018) door Gerrit van der Burg, voorzitter van het College van procureurs-generaal. Zijn college gaat over de juridische kant van de ondermijning van het lokale bestuur.
  • College 4 (12 maart 2018) door Paul Depla, burgemeester van Breda. Vanuit zijn ervaring als burgemeester behandelde hij in zijn college de impact van de inmenging van de georganiseerde misdaad op lokale bestuurders en raadsleden.

Bekijk de hoofdpagina van de collegereeks uit 2018 over de ondermijning van het lokale bestuur.