Verschillen in democratische stelsels

Er bestaan grote verschillen tussen landen in de manier waarop de wetgevende en de uitvoerende macht zijn ingericht en hoe zij worden samengesteld. Er zijn drie hoofdgroepen van democratische stelsels.

  1. Een parlementair stelsel
    In een parlementair stelsel vinden verkiezingen plaats voor een parlement. Op grond van de uitslag van de verkiezingen moet een regering worden gevormd. Daarvoor is een meerderheid van de zetels in het parlement nodig. Soms heeft één partij de meerderheid, soms moeten verschillende partijen samenwerken om een meerderheid te vormen. Dit is vaak afhankelijk van het kiesstelsel, het systeem dat bepaalt op welke manier verkiezingen plaatsvinden.  In een parlementair stelsel moet de regering dus het vertrouwen hebben van de meerderheid van het parlement. Die meerderheid kan de regering ook naar huis sturen. In zo’n geval worden dan vaak nieuwe verkiezingen gehouden. Nederland is een voorbeeld van een parlementair stelsel.
  2. Een presidentieel stelsel
    De scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht vertaalt zich in sommige landen in aparte verkiezingen voor beide machten. Zo wordt in de Verenigde Staten niet alleen het parlement, maar ook de president door de bevolking gekozen. De president heeft dan een eigen machtsbasis. Hij stelt zelf een regering samen, die niet afhankelijk is van een meerderheid in het parlement. Dat betekent dat de Amerikaanse regering niet door het parlement naar huis kan worden gestuurd. De regering wordt rechtstreeks geleid door de president. Wel heeft deze regering voor belangrijke politieke besluiten een meerderheid nodig in het parlement. De regering moet dus wel samenwerken met het parlement.
  3. Een semi-presidentieel stelsel
    Een semi-presidentieel stelsel is een mengvorm van beide bovengenoemde stelsels. De uitvoerende macht bestaat dan niet alleen uit een door de bevolking gekozen president, maar omvat ook een minister-president, wiens regering afhankelijk is van een meerderheid in het parlement. Als de president en de premier van dezelfde politieke partij zijn, kunnen ze samenwerken bij wetgeving en in de uitvoering van beleid. Maar het kan ook gebeuren dat ze lid zijn van verschillende partijen en dat ze vooral rivalen van elkaar zijn. De macht van de president wordt in zo’n geval kleiner en die van de premier groter. Een voorbeeld van een semi-presidentieel stelsel is Frankrijk.