MeetUp Burgerschap 2018

Wat willen we de toekomstige generatie meegeven op het gebied van burgerschap en doen scholen hier genoeg aan? Uit (inter)nationaal onderzoek blijkt dat het burgerschapsonderwijs zich in Nederland onvoldoende ontwikkelt.

Curriculum.nu werkt aan een herziening van het burgerschapscurriculum in het Voortgezet Onderwijs (VO). Op 26 april 2018 organiseerde ProDemos een MeetUp met het doel een opdracht mee te geven aan het ontwikkelteam burgerschap van Curriculum.nu én aan beleidsmakers.

Vier gastsprekers over onderzoek en praktijkervaringen

Eddy Habben Jansen, directeur van ProDemos, benadrukte in zijn openingsspeech het belang van democratisch burgerschapsonderwijs en dat dit méér moet zijn  dan een bezoek aan de Tweede Kamer. De vier gastsprekers Isolde de Groot (universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek en onderzoeker naar de scholierenverkiezingen), Hessel Nieuwelink (lerarenopleider maatschappijleer en onderzoeker op het gebied van burgerschapsonderwijs aan de HvA), Jeroen Bron (leerplanontwikkelaar en als SLO-expert op het gebied van burgerschap betrokken bij Curriculum.nu) en Dennis de Vries (trainer bij de Vreedzame School en werkzaam bij Stichting Vreedzaam) hielden een korte introductie over hun bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek en hun praktijkervaringen.

Democratie zit niet in de genen, je moet het leren

De sprekers zijn allen over een aspect erg duidelijk: het belang van ‘democratisch burgerschap’. Er bestaat niet zoiets als ‘democratisch DNA’ – leren hierover is noodzakelijk. Er is onder jongeren veel steun voor de democratie als besluitvormingsmechanisme, maar jongeren hebben naarmate zij ouder worden – opvallend genoeg vooral in het vwo – een steeds smallere opvatting van democratie. Democratie moet niet versimpeld worden tot ‘de meerderheid beslist’, aldus Nieuwelink. Democratie is een gelaagd begrip. Er zijn verschillende perspectieven op democratie. Een perspectief op democratie verlangt meer participatie terwijl een ander perspectief op democratie minder participatie verlangt. Democratieonderwijs moet  gaan over inherente spanningen en conflicterende waarden die bestaan in een democratie.

Opvoedende taak van volwassenen

Volgens De Vries is aandacht voor datgene wat ons allen bindt belangrijk in het democratieonderwijs. Hiervoor is een schoolbrede leerlijn voor burgerschap nodig (o.m. met  ‘lesjes’), maar hij wijst ook op de opvoedende taak van alle volwassenen in de omgeving van kinderen. De burgerschapstaak reikt verder dan de school. Binnen de school mag democratisch burgerschap niet voorbehouden blijven aan enkele leerlingen, die in de leerlingenraad zitten. Iédere leerling in een school moet deelnemen aan het vormgeven (van de omgeving) van de school.

Competenties ontwikkelen

De Groot wierp in haar betoog twee vragen op: Welke vormen van democratische participatie willen wij bevorderen? En welke kritische of waarden-gerelateerde competenties verdienen aandacht? Volgens De Groot moeten jongeren de competenties ontwikkelen om politiek te participeren en daarmee bij te kunnen dragen aan een democratische samenleving. Scholierenverkiezingen zijn hierbij een belangrijk middel. Deze verkiezingen moeten echter niet gereduceerd worden tot de activiteit ‘stemmen’, waarbij vervolgens de uitslag op basis van meerderheidsbesluitvorming geaccepteerd wordt. Het is volgens De Groot van belang om met leerlingen stil te staan bij de maatschappelijke relevantie van democratische verkiezingen.

Oefenen: inspraak van leerlingen

Bron acht het van belang om een democratische cultuur te bevorderen en doet het voorstel om het curriculum in het VO meer met leerlingen te bespreken. Hij introduceert het begrip ‘student voice’. Leerlingen moeten de mogelijkheid hebben om zich te uiten; er moet de mogelijkheid zijn om dit te oefenen, er moet iemand zijn die hier oprecht naar luistert en er moet duidelijk gemaakt worden wat er met de inbreng van leerlingen gebeurt. Net zoals docenten hun expertise hebben, zoals de kennis van de curriculumvereisten, hebben leerlingen expertise. Zij weten als geen ander welke ervaringen en voorkennis zij hebben. Daar kunnen we meer rekening mee houden.

De school is een belangrijke – maar niet de enige -plek om te oefenen met democratisch burgerschap. Een open en veilig pedagogisch klimaat is hiervoor een voorwaarde. Leerlingen moeten in een veilige omgeving discussies kunnen voeren, kunnen oefenen met inspraak én (controversiële) maatschappelijke vraagstukken bespreken.

Aanbevelingen

Na het plenaire gedeelte gingen de deelnemers in groepen uiteen om met een gastspreker en met elkaar in gesprek te gaan over nader uit te werken opdrachten voor het burgerschapsonderwijs. Er werd onder meer geconcludeerd dat scholing, ontwikkeltijd en professionele ruimte nodig zijn om het democratie-onderwijs goed neer te zetten. We zullen moeten inzetten op de ‘aanjagers’ die democratisch burgerschap en een democratische cultuur binnen de school op de agenda zetten. Niet alleen door scholen; het is ook nodig dat de overheid meer prioriteit geeft aan burgerschapsonderwijs. We moeten verhelderen hoe democratisch burgerschap is verankerd in het curriculum en expliciteren waar we op welke wijze werken aan de burgerschapsdoelen. Burgerschap verdient structurele aandacht, ook op lerarenopleidingen.

De aanbevelingen van de vier groepen werden in ontvangst genomen door leden van het ontwikkelteam burgerschap van Curriculum.nu en een ambtenaar van het ministerie van OCW.


Bronnen over het internationale onderzoek naar burgerschapsonderwijs in Nederland:

  • Inspectie van het Onderwijs. (2017). Burgerschap op school. Inspectie van het Onderwijs.
  • Munniksma, A., Dijkstra, A., Veen, I. v., Ledoux, G., Werfhorst, H. v., & Dam, G. T. (2016). Burgerschap in het Voortgezet Onderwijs. Nederland in vergelijkend perspectief. Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Onderwijsraad. (2012). Verder met burgerschap in het onderwijs. Advies. Den Haag: Uitgave van de onderwijsraad.