Verslag avond (juli 2014) met Dutchbatters over Srebrenica: een terugblik

‘Laten wij voor onze kinderen een leven opbouwen vol liefde en vriendschap opdat zij dit nooit hoeven mee te maken.’ Dat is de kern van het verhaal waarmee Admira Suljagic, gevlucht uit Srebrenica, de avond opent. Zij wenst dat niemand ooit hoeft mee te maken wat zij heeft meegemaakt.

Dit verhaal zet de toon voor de avond, die georganiseerd is door ProDemos en het organisatiecomité van de Nationale Srebrenicaherdenking 2014. Een avond waarbij het niet gaat over de schuldvraag. Een avond waarbij drie Dutchbatters hun kant van het verhaal zullen vertellen aangevuld door verschillende deskundigen.

Op 11 juli 2014 is het negentien jaar sinds de val van het Oost-Bosnische stadje Srebrenica. Dit gebied werd door de Verenigde Naties (VN) verklaard als veilige enclave, maar viel na een tijdenlange omsingeling in handen van Bosnische Serviërs. De dagen na de val werden meer dan 8.000 mannen vermoord. Namens de VN zaten er Nederlandse militairen (Dutchbatters) in Srebrenica.

Toen

Dave Maat was één van de militairen. Hij merkte in maart 1995 dat er steeds meer mensen de enclave verlieten en niet meer terugkwamen. De groep soldaten die de enclave moest beschermen werd steeds kleiner. De omsingeling daarentegen werd steeds heftiger. Er was geen eten, geen diesel, geen post en er waren steeds heftigere beschietingen. Boudewijn Kok, toentertijd militair monteur: ‘Toen wij landden in Zagreb en ik de ontzettend grote legermacht zag, dacht ik: wauw, dat is de VN, dit is de wereld, we gaan deze klus fiksen.’ Maar op het moment dat het moeilijk wordt en je vraagt hulp aan de VN, die er niet komt en je kunt niemand bereiken want mensen hebben vakantie. Dan voel je je opeens heel klein.’

Gerry Kremer werkte als chirurg in Srebrenica. Hij ervoer ook die nietigheid en machteloosheid. Hij vertelt: ‘15.000 man uit de enclave besloten op 11 juli te vluchten naar Tuzla. Onderweg zijn zij omsingeld door Bosnische Serviërs en beschoten met alles wat ze in huis hadden. Er zijn 6.500 mensen aangekomen in Tuzla. Maar 6.500! De rest is onderweg vermoord. Buiten de enclave. Niet onder de ogen van Dutchbat zoals in de kranten vaak wordt beweerd.’

Nadien

Bij terugkomst ervoeren de mannen weinig steun. Niet vanuit de media maar ook niet vanuit Defensie. Boudewijn Kok: ‘Als je terug komt hoop je zo verschrikkelijk de vraag te krijgen: “hoe gaat het met je?” Die vraag kwam nooit. Als je dan op je 21e uit je omgeving hoort: “jullie zijn nazi’s”, is dat zwaar.’ Voor Dave Maat was dit één van de redenen twee rechtszaken aan te spannen tegen Defensie. Over het materiaal: ‘Als je naar de Balkan werd gestuurd in die tijd moet je met goed materiaal op pad gaan. En dat hadden we niet. We hadden vaak geen verbinding.’ En over de nazorg: ‘Op het moment dat we terugkwamen in Zagreb was er geen nazorg, jongens hadden verschrikkelijke dingen gezien en werden acht weken met verlof gestuurd: “jongens parkeer het even, straks in Assen maken we een proces-verbaal op.” Ik heb Defensie aansprakelijk gesteld voor mijn posttraumatische stress-stoornis’.

De zaak over het materiaal heeft Maat verloren: het militaire bedrijf verzet zich ertegen door een rechter te worden getoetst. Christ Klep, militair historicus, kan deze houding verklaren: ‘De overheid kan, als het gaat om principiële punten, je het leven heel moeilijk maken. Vooral als het gaat om het bekennen van schuld, dit gaat verder het toegeven van verantwoordelijkheid. Schuld heeft verregaande implicaties. Overheid zet daarom instrumenten in om dat proces te minimaliseren.’

Volgens Klep gaat dit zelfs een stap verder: ‘Aan het eind zet de overheid het volgende instrument in, namelijk: ‘we hebben er al van geleerd, maar we moeten wel door. We kunnen niet eindeloos stil blijven staan bij het verleden.’

Wat betreft de zaak over de nazorg is Maat overigens wel in het gelijk gesteld: ‘Als één kleine man kan je het verschil maken, als je maar door blijft zetten.’

Teruggaan

De drie Dutchbatters zijn alle drie terug gegaan. Gerry Kremer om de Mars van de Dood te lopen in 2005. Dit was de tocht die de slachtoffers van Srebrenica geprobeerd hebben te lopen om de veilige zone te bereiken. Duizend kilometer in drie dagen in een temperatuur van veertig graden. Op 12 juli, na de tocht, werden er toen zeshonderd mensen herbegraven. ‘Dat laat je je leven nooit meer los.’ Tegenwoordig heet deze tocht de Mars van de Vrede (Marš Mira), deze wordt ieder jaar gelopen.

Boudewijn Kok ging ook terug: ‘in 2007 zijn we teruggegaan met een reis georganiseerd door Kamp Westerbork en het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). Toen wij de bus uitkwamen stonden er veel vrouwen die boos waren op ons. En terecht. Mensen zijn veel familieleden kwijt geraakt. Wij waren wel de VN voor hun en de VN had beloofd dat we hun veiligheid zouden bewaken. Maar je staat er met een paar man, te weinig wapens en verschrikkelijke honger.’

Maat en Kok keren regelmatig terug naar het gebied om te helpen, zoals nu bijvoorbeeld met de overstromingen. Maat vind het contact met de gemeenschap belangrijk en wil graag zo veel mogelijk doen. Door hun verhaal te vertellen hopen de mannen op een omslag in de beeldvorming. Nog steeds komen ze beide vaak terug in Srebrenica, zij hebben daar goed contact nu. Kok: ‘Je wordt minder persoonlijk aangesproken en als het gebeurt zijn we nu volwassen genoeg om daar gewoon een gesprek over aan te gaan. Wij hebben toen gedaan wat we konden.’

Nu

Deze avond zagen we dat, zodra het gesprek enigszins richting de schuldvraag schuift, de spanning in de zaal stijgt. Christ Klep denkt dat de reflex in eerste instantie is om verantwoordelijkheid en schuld centraal te stellen. Er wordt tegenwoordig steeds meer van rechtelijke instrumenten gebruik gemaakt. ‘Een langdurig proces zal soms de verzoening en de genoegdoening meer in de weg zitten dan bevorderen.’ Volgens Christ moet je als overheid beseffen dat tegenover je een groep mensen staat die nooit genoegen zal nemen met een verklaring zonder totale genoegdoening.

Naar elkaar luisteren

Stef Scagliola, historica, denkt dat ontboezemingen en spijt betuigingen erg belangrijk zijn. Zij werkt momenteel aan Croatian memories en Bosnian memories. Mensen vertellen dan op beeld wat ze hebben meegemaakt. Deze beelden zijn ondertiteld en vertaald, er zit geen journalist of historicus tussen. Volgens haar blijft het verhaal zo puur en kunnen mensen door naar elkaars verhalen te luisteren begrip krijgen voor elkaar. Meestal lukt dit overigens pas bij de tweede generatie.

Memorial Center

Samen met Dirk Mulder, directeur van Kamp Westerbork, heeft een aantal Dutchbatters het initiatief genomen een memorial center in het voormalig hoofdkwartier van Dutchbat in Potocari op te richten om informatie over Srebrenica te verzamelen en toegankelijk te maken. Mulder: ‘In het memorial center probeer je een beeld te geven van de historische werkelijkheid, maar je hebt ook met heel veel gevoelens te maken. Je hebt verschillende vormen van waarheid. Er komen bezoekers van allerlei achtergronden, je wilt niemand kwetsen.’

De avond was indrukwekkend en maakte duidelijk hoe gevoelig de gebeurtenis ligt. Over één ding zijn alle aanwezigen het eens: niemand moet ooit meer hoeven meemaken wat zij hebben meegemaakt.

Marš Mira

Er is ook een Marš Mira in Nederland. Deze wordt georganiseerd op 11 juli 2014. Deelnemers lopen vanuit Wassenaar naar het plein in Den Haag waar de herdenking zal worden gehouden.