Verslag college 3 – Eefje Steenvoorden: ‘Maatschappelijk pessimisme is meer dan alleen geklaag’

Hoe moeten we de bezorgde burger begrijpen? Maatschappelijk pessimisme stond centraal in het derde college uit de reeks Gezond wantrouwen, dat op maandag 31 oktober bij ProDemos in Den Haag werd gegeven door Eefje Steenvoorden, politiek socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Steenvoorden promoveerde op een onderzoek naar bezorgdheid over de samenleving, een thema dat nog niet eerder op deze manier was bekeken. Uitgangspunt voor het onderzoek was de negatieve stemming in het publieke debat, waarin termen als de ‘boze burger’ en de ‘bezorgde burger’ standaard zijn geworden. Ze verwijst bij aanvang van het college als voorbeeld naar minister-president Mark Rutte en zelfs Paus Franciscus. De een wil dat mensen “ophouden met somberen”, de ander verzucht dat Europa vermoeid en pessimistisch is. Het is de stemming die Paul Schnabel formuleerde in 2004: “Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.”

In haar college leidt Steenvoorden het publiek langs de volgende vragen:

  1. Wat is de bezorgdheid over de samenleving?
  2. Wie zijn bezorgd over de maatschappij?
  3. Wat zijn de oorzaken van de maatschappelijke bezorgdheid?
  4. Wat zijn de gevolgen van maatschappelijke bezorgdheid?

Maatschappelijke bezorgdheid

Om te definiëren wat maatschappelijke bezorgdheid precies is, moeten we onderscheid maken tussen verschillende soorten zorgen. Dat we ons individueel zorgen maken over een ruzie die we vanochtend hadden met onze partner, is niet hetzelfde als de zorgen die we hebben om een eventuele seriemoordenaar. Tegelijk kun je je als individu zorgen maken over iets concreets dat de hele samenleving aangaat, bijvoorbeeld de integratie van immigranten, maar kan tegelijk ‘de samenleving’ zich ook over iets abstracters zorgen maken, zoals de polarisatie van het debat.

Eefje Steenvoorden college maatschappelijk pessimisme

Steenvoorden noemt dat het verschil tussen concrete zorgen en achterliggende zorgen. De kern van maatschappelijke bezorgdheid ligt in een gevoel van onbeheersbaarheid (‘de samenleving gaat achteruit’) en machteloosheid (‘en we kunnen daar niets aan doen’). Binnen deze maatschappelijke bezorgdheid onderscheidt Steenvoorden twee typen: maatschappelijk onbehagen en maatschappelijk pessimisme, in het Engels wel societal unease en societal pessimism genoemd. Maatschappelijk onbehagen betreft een specifieke situatie, zoals deze nu voorkomt in de Westerse democratieën. Maatschappelijk pessimisme is daarentegen meer universeel en kan altijd en overal voorkomen.

Het huidige maatschappelijk onbehagen valt uiteen in vijf elementen:

  1. Een wantrouwen jegens menselijk kunnen en afwachtende houding ten opzichte van nieuwe innovaties
  2. Een verlies aan ideologie. Dat hangt samen met een verschuiving van (politieke) ideologie naar pragmatisme. Door het ontbreken van ideologische vergezichten ontbreekt het deze groep burgers ook aan vertrouwen in de toekomst.
  3. Een verlies van politieke macht. Geconfronteerd met machtige multinationals en uitgebreide privatisering kan de nationale politiek minder voor de burger betekenen.
  4. Een verlies van gemeenschapszin. Steenvoorden benadrukt dat dit een verondersteld verlies is. Of we ook echt minder met elkaar verbonden zijn, is de vraag, maar mensen met maatschappelijk onbehagen geven aan dit te ervaren.
  5. Sociaaleconomische kwetsbaarheid. Burgers die maatschappelijk onbehagen voelen vrezen dat anderen, niet zijzelf, in de nabije toekomst bijvoorbeeld hun baan zullen verliezen.

Voor maatschappelijk pessimisme geldt dat er een meer algemene bezorgdheid is over het verval van de samenleving. Mensen gaven aan dat het meer de verkeerde op gaat met de wereld dan de goede. Ook denken ze dat het leven voor de meeste mensen eerder slechter dan beter wordt.

Maatschappelijk pessimisten

Maatschappelijk pessimisten zijn meestal tussen de 35-55 jaar oud, lager opgeleid en wonen op het platte lang (versus een grote stad). Ze hebben een lager inkomen dan de groepen die optimistischer zijn en hebben het gevoel weinig controle over hun eigen leven te hebben. Over het Nederlands lidmaatschap van de Europese Unie zijn de maatschappelijk pessimisten kritisch. Een goede indicator van maatschappelijk pessimisme, zegt Steenvoorden, is hoe mensen de invoering van de euro ten opzichte van de gulden zien.

In de categorie ‘media’ blijkt dat in Nederland lezers van de Telegraaf pessimistischer zijn dan lezers van de Volkskrant, Trouw of NRC. “Maar,” benadrukt Steenvoorden als enkele bezoekers hierom gniffelen, “dat betekent niet dat deze krant kwalitatief slechter is.” We nemen nou eenmaal graag nieuws tot ons dat ons wereldbeeld bevestigt, dus het geeft ten hoogste iets aan over de toon van de krant.

Maatschappelijk pessimisme in Europa

Eefje Steenvoorden over maatschappelijk pessimisme

“Het geklaag in Nederland valt erg mee,” zegt Steenvoorden, “vergeleken met de rest van Europa.” Alleen in Luxemburg, Oostenrijk en Estland zijn minder maatschappelijk pessimisten. Ook maakt onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) duidelijk dat het maatschappelijk pessimisme tussen 2008 en 2016 (de jaren van de metingen) behoorlijk stabiel is gebleven. De paar momenten waarop meer pessimisme werd gemeten, zijn waarschijnlijk te wijten aan economische conjunctuur.

Een interessante uitkomst van Steenvoordens onderzoek is dat Nederlandse burgers een stuk pessimistischer zijn als de vragenlijst alleen over Nederland gaat. Betreft de vragenlijst Europa, dan oordelen we veel positiever over onze eigen situatie. Ook nemen we sneller een ‘vroeger was alles beter’ houding aan als we alleen onze nationale situatie moeten beoordelen.

Oorzaken van maatschappelijk pessimisme

Steenvoorden maakt onderscheid tussen politieke oorzaken en economische oorzaken van maatschappelijk pessimisme. Bij politieke oorzaken moeten we denken aan corruptie en de hoogte van de EU-bijdrage. Dat corruptie en politieke instabiliteit maatschappelijk pessimisme veroorzaken, lijkt vanzelfsprekend. Dat de hoogte van de EU-bijdrage bijdraagt aan het maatschappelijk pessimisme, is verrassender voor het publiek. “Burgers in landen met een hogere EU-bijdrage zijn pessimistischer,” bevestigt Steenvoorden.

De economische oorzaken voor maatschappelijk pessimisme liggen in economische recessie en werkeloosheid. Uit Steenvoordens onderzoek blijkt dat de politieke oorzaken vooral de verschillen in maatschappelijk pessimisme tussen EU-landen verklaren. De economische oorzaken verklaren juist de groeipercentages in het maatschappelijk pessimisme binnen de afzonderlijke EU-landen.

De gevolgen van maatschappelijk pessimisme

Stemmen op populistisch radicaal rechtse partijen

Hoewel populisme niet per definitie politiek rechts is, is een van de gevolgen van maatschappelijk pessimisme wel het uitbrengen van een stem op een radicaal rechtse partij, veel meer dan op een links-populistische partij. Het stemgedrag van maatschappelijk pessimisten is in negen Europese landen onderzocht. In haar presentatie heeft Steenvoorden dit inzichtelijk gemaakt door het stemgedrag te vertalen naar de bijbehorende Nederlandse partijen. Traditionele verklaringen voor het stemmen op Populistisch Radicaal Rechtse (PRR) partijen zijn:

  1. Kiezers zijn “losers of globalisation”
  2. Kiezers protesteren tegen de gevestigde politiek (ofwel tegen het politieke systeem ofwel tegen de politieke elite)
  3. Kiezers stemmen overeenkomstig hun beleidsvoorkeuren

Steenvoorden voegt een verklaring toe, namelijk nostalgie. Uit haar onderzoek blijkt dat nostalgie gelinkt is aan het pessimisme van kiezers. Het achterom kijken zie je terug in de antwoorden van mensen, die uitspraken doen als “toen Nederland nog Nederland was”. Het verleden heeft voor maatschappelijk pessimisten een gouden gloed. Steenvoorden ziet dat bijvoorbeeld ook bij de aanhang van de Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump en zijn campagneslogan “Make America great again”.

Participatie

Een tweede gevolg van maatschappelijk pessimisme is een verandering in hoe burgers participeren in de samenleving. Steenvoorden onderscheidt drie typen participatie: politieke participatie, maatschappelijke participatie en protestparticipatie.
Bij protestparticipatie moeten we denken aan het tekenen van een petitie of het boycotten van een bepaald product.

Pessimisten participeren sowieso minder dan andere groepen en áls ze participeren, beperken ze zich vooral tot protestparticipatie. Aan politieke participatie of maatschappelijke participatie doen ze veel minder.

Eefje Steenvoorden en Kars Veling college maatschappelijk pessimisme

Aan deze drie typen participatie liggen verschillende wereldbeelden ten grondslag. Politieke participanten staan positief tegenover de politiek en neutraal tegenover de samenleving, maar ze zijn negatief over de medemens. Protestparticipanten daarentegen zijn positief over de medemens, maar negatief over de samenleving en de politiek. Tot slot zijn de maatschappelijke participanten, door Steenvoorden in vergelijking ook wel de “blije eien” genoemd, positief over zowel medemens als  samenleving en neutraal over de politiek.

Identificatie

Het derde en laatste gevolg van maatschappelijk pessimisme is identificatie. Om ergens aan mee te doen, bijvoorbeeld stemmen of vrijwilligerswerk, moet je je verbonden voelen met de community of politieke gemeenschap waarbinnen de activiteit plaatsvindt. Steenvoorden onderzocht in hoeverre burgers zich verbonden voelen met hun stad, hun land en de Europese Unie. Hieruit blijkt dat maatschappelijk pessimisten zich sneller afkeren van andere groepen dan optimisten. Als je onzeker bent over de toekomst en de maatschappij, heb je meer behoefte aan houvast. Dit leidt ertoe dat je je minder identificeert met verschillende groepen, maar je juist sterker identificeert met een of twee groepen. Hoe pessimistischer je bent, hoe groter de kans dat je identificatie met verschillende groepen afneemt.

Reële gevolgen

In de praktijk betekent dit, concludeert Steenbergen, dat er onder maatschappelijk pessimisten meer mensen stemmen op radicaal rechtse partijen. Ook zijn er minder vrijwilligers in politieke en maatschappelijke organisaties en vindt er minder identificatie plaats met politieke gemeenschappen. Maar na het een heel college gehad te hebben over pessimisme, sluit Steenvoorden optimistisch af. Haar onderzoek wijst uit dat er van een ‘Hollands humeur’ geen sprake is. Volgens Steenvoorden is dit goed nieuws: “Het geklaag is dus niet zomaar geklaag of een negatieve volksaard, maar heeft reële gronden. We kunnen er dus iets aan doen.”

Als samenleving zouden we meer begrip kunnen opbrengen voor de bezorgde burger, maar de bal ligt vooral bij de politiek, denkt Steenvoorden. Natuurlijk moet de bezorgde burger serieus genomen worden, maar meer dan dat moet de politiek meer visie geven op de toekomst, zorgen voor politieke stabiliteit en minder taken overlaten aan de markt en/of de EU. Met daadkrachtig optreden en het durven staan voor vergezichten kan de politiek de onzekerheid van maatschappelijk pessimisten verminderen.

Collegereeks Gezond Wantrouwen

Dit is het verslag van het derde college uit de reeks Gezond Wantrouwen.
Download de PowerPointpresentatie van de presentatie (als pdf).

Het vierde en laatste college vindt plaats op maandag 14 november. Tom van der Meer gaat dan verder in op mogelijke oplossingen voor het wantrouwen ten opzichte van de democratie.