Verslag college 2 ‘Democratie en burgerschap’ door Herman van de Werfhorst: het Nederlandse onderwijsstelsel
In de collegereeks ‘Democratie en burgerschap’, georganiseerd door ProDemos en de Universiteit van Amsterdam, kijken we naar de huidige stand van zaken rondom burgerschapsonderwijs. Hoe staat het met de steun voor democratische waarden onder jongeren? Staan deze waarden onder druk? En welke rol spelen het Nederlandse onderwijssysteem, het burgerschapsonderwijs en ontwikkelingen binnen het vak maatschappijleer hierin? Op deze vragen en meer zoeken we in deze collegereeks een antwoord.
Het tweede college vond plaats op maandag 19 november 2018. Het verslag van deze avond staat hieronder. Het college is ook als podcast terug te luisteren via de website van TXTRadio. Zie ook prodemos.nl/burgerschap.
Verslag college 2: De burger of de koopman? Burgerschap, economie en ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs
Het tweede college wordt gegeven door Herman van de Werfhorst, professor Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Amsterdam Centre for Inequality Studies. Per 1 januari wordt Van de Werfhorst ook lid van de Onderwijsraad.
Daarnaast is hij medeverantwoordelijk voor het Adolescentenpanel Democratische Kernwaarden en Schoolloopbanen (ADKS). Van de Werfhorst was recentelijk betrokken bij het International Civic and Citizenship education Study (ICCS 2016). Momenteel geeft hij leiding aan een onderzoek gefinancierd met een Vici-beurs van NWO naar onderwijsongelijkheid in landenvergelijkend perspectief.
Dit college gaat over de rol van het Nederlandse onderwijsstelsel. De samenleving verwacht dat het onderwijs allerlei verantwoordelijkheden op zich neemt, maar is dit mogelijk? En hoe is het gesteld met burgerschap in het huidige onderwijsstelsel? Hoe doen wij het ten opzichte van andere landen?
Sheets
Aan de hand van sheets neemt Herman van de Werfhorst de zaal mee door zijn verhaal.
Van het onderwijs in Nederland wordt verwacht dat het kennis en vaardigheden overbrengt (diploma’s), jongeren voorbereidt op de arbeidsmarkt en dat het jongeren voorbereidt op deelname aan de samenleving als burger. Hoe verhouden deze drie doelen zich tot elkaar en hoe doet Nederland het op deze terreinen ten opzichte van andere landen? Wat kunnen we leren van andere stelsels?
Gelijkheid versus efficiëntie
Het onderwijs schippert tussen twee opdrachten in, aldus Van de Werfhorst. Aan de ene kant is er de gelijkheidsvraag (iedereen moet onderwijs kunnen volgen), maar scholen hebben ook te maken met de efficiëntievraag (de school moet zoveel mogelijk diploma’s uitreiken). Binnen deze kaders maken scholen hun programma’s.
Het onderwijs kent veel standaardisatie, maar deze standaardisatie richt zich vooral op de output van het onderwijs, namelijk examens en diploma’s. Er is echter vrijwel geen standaardisatie voor de input, of de inhoud van de lessen.
Vroege keuze
In vergelijking met andere landen blijkt Nederland goed te scoren op het voorbereiden van leerlingen op de arbeidsmarkt. Ook op enkele kennisvakken (taal, wiskunde) scoort het Nederlandse onderwijs goed. Burgerschap komt er in de vergelijking echter erg slecht vanaf.
In het Nederlandse onderwijs moeten leerlingen al heel vroeg een onderwijsrichting kiezen, namelijk op hun 12e jaar. Daar wordt al bepaald welk type onderwijs een opgroeiend kind gaat volgen. Deze vroege selectie kan de hoge score op voorbereiding op de arbeidsmarkt verklaren.
Onderwijssegregatie
Dit gedifferentieerde onderwijsstelsel zorgt volgens onderzoek weliswaar voor een goede overgang van school naar werk, legt Van de Werfhorst uit, maar is deze differentiatie tegelijk misschien een bedreiging voor het gelijkheidsprincipe? En wat betekent deze vroege selectie voor het aanleren van burgerschapscompetenties?
Uit de vele statistieken die Van de Werfhorst laat zien blijkt dat de onderwijssegregatie toeneemt. Kinderen uit gezinnen met laagopgeleide ouders krijgen veel vaker een lager schooladvies (bij gelijke prestaties) dan kinderen van hoogopgeleide ouders.
Kennisgat
Scholen zijn meer gericht op efficiency dan op het gelijkheidsprincipe, stelt Van de Werfhorst. Maar verklaart dit ook dat het burgerschapsonderwijs minder presteert en steun voor democratische waarden onder leerlingen afneemt? Van de Werfhorst noemt dit een kennisgat, waar meer onderzoek naar nodig is.
Van de Werfhorst concludeert dat het Nederlandse onderwijsbeleid vooral gericht is op de koopman, en minder op de burger. Hij ziet dit als onderdeel van bredere trends in de samenleving: efficiëntie heeft een groter belang dan gelijke kansen. Maar is er ook een afruil tussen de arbeidsmarkt en burgerschap? Moeten beleidsmakers kiezen?
Vragen uit de zaal
Na het college van Herman van de Werfhorst komen er veel vragen uit de zaal.
Het hele college en de vragen en antwoorden zijn te beluisteren op TXTRadio.
Moderator Jerome Scheltens sluit de avond af met een vooruitblik naar de volgende twee colleges op 26 november en 10 december. Vervolgens wordt Herman van de Werfhorst hartelijk bedankt voor zijn boeiende bijdrage aan deze collegereeks.
Alle colleges in de reeks
- College 1 (12 november 2018) door Thomas van der Meer, professor Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en codirecteur van het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) en Lokaal Kiezersonderzoek (LKO). Over de claim dat democratische waarden onder druk staan in Nederland. Welke bewijs is er voor deze stelling? Welke kernwaarden zijn eigenlijk noodzakelijk voor een democratie?
- College 2 (19 november 2018) door Herman van de Werfhorst, professor in de sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
- College 3 (26 november) door professor Ellen Claes (KU Leuven), over het school- en klasklimaat. Hoe belangrijk is een open discussieklimaat voor het burgerschapsonderwijs? Ook waren Heleen Cousijn en Vivianne Goedhart van Diversion en Hessel Nieuwelink (onderzoeker en lerarenopleider maatschappijleer) te gast om te praten over het bespreekbaar maken van controversiële onderwerpen in de klas.
- College 4 (10 december 2018) door hoogleraar Onderwijskunde Geert ten Dam. Wat weten we eigenlijk van de burgerschapscompetenties van jongeren? Hoe kan het onderwijs daaraan bijdragen, nu en in de toekomst?