12 november 2019: over de Miljoenennota – met Joost Sneller en Laura van Geest
Het is de tweede dinsdagavond van november 2019. Buiten stormt het, binnen bij ProDemos is er een Politiek Café over de Miljoenennota. D66-Kamerlid Joost Sneller en directeur van het Centraal Planbureau Laura van Geest bespreken met het publiek de rijksfinanciën.
Stellingen en quiz
De gasten van het Politiek Café krijgen bij binnenkomst groene en rode stickers. Deze mogen ze op stellingen plakken om aan te geven of ze het ermee eens zijn of niet. Na wat discussies blijkt dat er veel verdeeldheid is bij de eerste stellingen. Op de poster met de vraag of politici verwarrende signalen afgeven over koopkracht zijn echter verrassend veel groene stickers te vinden.
Wanneer alle stickers zijn geplakt en iedereen een tafeltje heeft gevonden, verwelkomt moderator Victor Vlam alle gasten bij ProDemos. “We gaan eerst even kijken wat voor vlees we in de kuip hebben vanavond,” zegt hij terwijl hij wijst naar de quiz op het scherm. Eén van de vragen is hoeveel artikelen in de Grondwet gewijd zijn aan de Rijksbegroting, nul of één. Victor vraagt aan iemand in het publiek waarom zij denkt dat het antwoord één artikel is. “We betalen samen heel veel belasting, dus er zal wel iets over de begroting in de Grondwet staan,” antwoordt ze. En ja hoor, dat klopt. Artikel 105 gaat over de begroting, het budgetrecht, de rekening en verantwoording en over comptabiliteit.
Inkomsten en uitgaven: overzicht krijgen
“Laat ik gewoon eens beginnen met een heel basale vraag”, zegt Victor. “Om hoeveel geld gaat het eigenlijk, in die Rijksbegroting?” Iemand uit de zaal weet het antwoord: “Driehonderd miljard inkomsten en ongeveer evenveel uitgaven,” zegt hij. “Die meneer heeft het helemaal goed,” lacht Sneller. Maar hoe komt dat geld binnen en waar gaat het heen? Van Geest geeft aan dat het meeste komt uit belastingen en premies en dat de grootste kostenposten sociale zekerheid, zorg en onderwijs zijn. Sneller vult aan: “Waarbij onderwijs de helft van zorg is.”
Er volgt een vraag vanuit het publiek, namelijk wanneer de Rijksbegroting voorbereid wordt. Sneller geeft aan dat het proces van het bepalen van de uitgaven vaak rond het voorjaar start en dat de inkomsten vaak in augustus aan de beurt zijn. De uitgaven zijn al zo vroeg, omdat een deel ervan nog in hetzelfde jaar wordt uitgegeven. Dat deel komt in de Voorjaarsnota terecht. Het deel dat pas in het volgende jaar wordt uitgegeven, wordt in de Miljoenennota opgeschreven.
Van Geest geeft aan dat ministeries na de Miljoenennota soms ook nog met beleidswensen komen. In maart liggen deze wensen bij de minister van Financiën, die kijkt of deze wensen allemaal nog mogelijk zijn. Er komen gesprekken tussen de ministeries en de minister van Financiën en uiteindelijk maakt de minister een totaalplaatje. “Tot die tijd weet iedereen alleen hoe het met hun eigen deel van de begroting gaat.” Het totaalplaatje wordt in de ministerraad gepresenteerd. “Dan kan iedereen zien of ze slechter of beter onderhandelden dan de collega’s.” Vervolgens wordt besloten over het totaalbeeld en komt weer een deel in de Voorjaarsnota en een deel in de Miljoenennota.
De Miljoenennota is nog geen Rijksbegroting
De Miljoenennota is een nota die bedoeld is om voor geïnteresseerden begrijpelijk te zijn. Dat geldt niet voor de Rijksbegroting, legt Van Geest uit: die is veel uitgebreider en bevat alle wetten waar de Tweede Kamer over moet stemmen. Ze wordt aangevuld door iemand uit het publiek, en dat blijkt niet zomaar iemand: oud-staatssecretaris Wim van Eekelen. Hij zegt dat de Rijksbegroting ook nog eens per ministerie als wet wordt vastgesteld. “Wat dat betreft is het woord Rijksbegroting niet helemaal juist, want het is pas echt van het Rijk als je ze allemaal bij elkaar neemt,” sluit hij af.
Victor vraagt hoeveel onderwerpen in de Rijksbegroting al vaststaan en hoeveel nog bespreekbaar is. “Aan de ene kant ligt heel veel al juridisch vast,” legt Sneller uit. “De flexibiliteit die wij hebben om iets te wijzigen voor het volgende begrotingsjaar is vaak nogal beperkt. Voor een paar ministeries wordt soms zelfs 99% al van tevoren bepaald, dan kun je dus weinig veranderen.”
Victor is benieuwd hoe Sneller leerde om de Rijksbegroting te begrijpen. “Het is heel moeilijk om gewoon een boekje te pakken en dat van A tot Z te lezen en dan de Rijksbegroting te begrijpen,” zegt hij. Sneller begon in 2005 als stagiair bij de Tweede Kamer en is daar toen negen jaar gebleven. “Elk jaar leer ik weer wat bij.” Daarnaast leerde hij meer over financiën toen hij woordvoerder van dat thema was op gemeentelijk niveau. “In de loop der tijd pik je steeds meer op.”
Mee- en tegenvallers
Tijdens het gesprek komt ter sprake dat ministers geen financiële meevallers melden. Van Geest legt uit dat ministers ervoor zorgen dat de Rijksbegroting uitgevoerd wordt. Daar krijgen ze een bepaald bedrag voor. “Als je verwacht dat je honderd euro uitgeeft, maar het valt mee en het kost maar tachtig, moet je die twintig teruggeven aan de minister van Financiën. Maar als het tegenzit en het kost honderdtwintig, dan moet je zelf in je eigen begroting die twintig zoeken,” verklaart de directeur van het CPB. Dus dan is het wel zo handig om een nog niet gemelde meevaller te hebben, ter compensatie…
“Bovendien”, gaat Van Geest verder: “bewindslieden zijn vaak heel goed in iets een tegenvaller noemen, terwijl zij het eigenlijk gewoon een belangrijk probleem vinden. Dan is het niet voorbijgekomen tijdens de Miljoenennota, maar ze willen er wel wat aan doen. Dan noemen ze het een tegenvaller, om te compenseren met de meevaller.” “Het zijn taalkunstenaars, die politici,” reageert Sneller grinnikend.
Lobbyende ANWB
Victor vraagt of Sneller als Tweede Kamerlid veel lobbyisten langs krijgt. “Het grappige is dat ik als woordvoerder financiën nog nooit een lobbyist heb gezien. Maar daarnaast ben ik woordvoerder mediabeleid en in die hoedanigheid heb ik denk ik wel vijfenzeventig lobbyisten voorbij gehad,” antwoordt hij. Hij legt uit dat een begroting vaak een vertaling is van een besluit dat al genomen is. “Het is dus niet zo dat er rond de begrotingen opeens heel veel lobbyisten komen,” eindigt hij.
Victor maakt gebruik van het moment om het publiek een laatste vraag te stellen over lobbyen: “Zijn er mensen in de zaal lid van een lobbyorganisatie?” Iedereen blijft stil. “Laat ik het anders vragen,” vervolgt hij. “Wie is er lid van de ANWB?” Een paar handen gaan voorzichtig de lucht in. “Gefeliciteerd, u bent lid van een lobbyorganisatie!” lacht Victor.