Verslag college 4 – Paul Lucardie: over democratie zonder politieke partijen

Een democratie zonder politieke partijen? Er zijn wereldwijd wel voorbeelden van te vinden, maar elk alternatief heeft zijn voor- en nadelen. Op maandag 30 november nam Paul Lucardie, onderzoeker van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen, het publiek mee op wereldreis langs inspirerende voorbeelden van democratieën zonder partijen.

Volksvergadering

In een volksvergadering komen alle burgers (tenminste jaarlijks) samen om bestuurders te kiezen, belastingen en uitgaven vast te stellen en wetten aan te nemen. Dat gebeurde vroeger in Athene op de berg Pnyx, maar ook nu nog in het halfkanton Appenzell Innerrhoden in Zwitserland en op kleinere schaal bij zogeheten ‘smederijen’ in Nederland: open buurtvergaderingen waarbij de inwoners beslissen over een (klein) deel van het gemeentebudget. De massaparticipatie en het saamhorigheidsgevoel zijn positieve effecten van deze aanpak, maar een valkuil is dat een welbespraakte elite de overhand neemt en de rest ondersneeuwt. Bovendien is dit model op kleine schaal beter vol te houden dan op grote schaal.

Individuele representatie

Bij individuele representatie kiezen burgers afgevaardigden en bestuurders op persoonlijke titel, zonder partijbinding – op grond van persoonlijke sympathie, status, familiebanden of traditie. Deze afgevaardigden vormen een regering en stellen een regeerprogram vast. Zo werd rond 1850 de Tweede Kamer gekozen in Nederland en zo wordt momenteel nog steeds de Federatie Micronesië geregeerd. Het voordeel is dat de band tussen kiezers en gekozenen sterk is, maar dit kan ook leiden tot corruptie en vriendjespolitiek.

Corporatisme

Bij corporatisme worden politieke partijen vervangen door bedrijfsorganisaties (corporaties): vakbonden, werkgeversverenigingen of boerenbonden die de volksvertegenwoordiging kiezen. Portugal werd zo geregeerd halverwege de 20e eeuw en in Nederland pleitte Carl Romme van de Katholieke Volkspartij hiervoor en voor het oprichten van de Sociaal-Economische Raad (SER), waarin nog steeds afgevaardigden van vakbonden, ondernemersorganisaties en Kroonleden zitten, en daarmee een soort indirecte vorm van corporatisme vormt. Het voordeel van corporatisme is dat de economische belangenstrijd transparant wordt. Lucardie: “De lobby vindt niet meer plaats in de achterkamertjes, maar in de voorkamers.” Een nadeel is dat mensen die geen lid zijn van een corporatie niet vertegenwoordigd worden in dit systeem.

Radendemocratie

In een radendemocratie nemen arbeiders fabrieken of kantoren in bezit en onteigenen ze de ondernemers en aandeelhouders. Arbeiders kiezen een raad om het bedrijf te leiden en sturen afgevaardigden naar gemeenteraad, provincieraad en nationale raad om stad, provincie en land te besturen. Economische en politieke macht worden zo gecombineerd. Een nadeel is dat dit systeem vooral werkt in crisis- of revolutietijd: na een revolutie neemt de participatie van arbeiders vaak snel af en laten ze het bestuur alsnog over aan een kleine elite.

Referendumdemocratie

Bij een referendumdemocratie kiest het volk vertegenwoordigers en bestuurders via open voorverkiezingen en worden vervolgens alle belangrijke besluiten aan het volk voorgelegd in een referendum. Het volk kan zelf wetten maken via volksinitiatieven en kan vertegenwoordigers en bestuurders terugroepen. Zwitserland werkt veel met referenda. De participatie bij referenda is hoog, maar niet iedereen verdiept zich even goed in het onderwerp. Daardoor kunnen mensen gevoelig zijn voor manipulatie door belangengroepen die op de emotie inspelen.

Loting

Bij loting worden volksvertegenwoordigers geloot in plaats van gekozen. Een willekeurige steekproef uit de bevolking beslist over wetten en benoemt ministers. Deelname is min of meer verplicht. Lucardie: “Je krijgt dus eigenlijk een brief in de bus met de boodschap: Gefeliciteerd, u bent Kamerlid! Dat klinkt misschien absurd, maar zo gaat het ook bij de juryrechtspraak in Engeland en Amerika en daar komen redelijk weloverwogen beslissingen uit.” Voorbeelden van dergelijke initiatieven in Nederland zijn het Burgerforum dat zich in 2006 boog over de hervorming van ons kiesstelsel en de G1000, waarbij mensen worden aangewezen door middel van een steekproef, al dan niet na vrijwillige aanmelding. Bij een goede steekproef en min of meer verplichte deelname wordt iedereen in de samenleving goed vertegenwoordigd, maar als het op vrijwillige basis is komen misschien alleen de geïnteresseerde, hoogopgeleide burgers opdagen en mis je altijd bepaalde groepen. Bovendien is de verantwoording achteraf een probleem, omdat er geen aanspreekpunt meer is zodra de volksvertegenwoordigers wisselen.

Dus? Weg met die partijen?

Nadat Lucardie alle alternatieven voor een partijendemocratie evenwichtig heeft besproken vraagt iemand uit het publiek hem om kleur te bekennen: “Bent u nu voor een democratie zonder partijen of niet?” “Volgens mij zullen partijen nooit helemaal worden afgeschaft”, antwoordt Lucardie, “maar wat mij betreft kan ons systeem nog democratischer worden door enkele van de besproken vormen op kleinere schaal toe te passen binnen onze democratie. Zoals een volksvergadering op buurtniveau, een loting voor gebruikersraden of bepaalde nationale problemen en het houden van meer referenda.” Over deze en andere toevoegingen praat het publiek, waarvan veel mensen zelf met democratische vernieuwing bezig zijn, graag nog even door met Lucardie.

Volgende en laatste bijeenkomst: terugblik met wetenschappelijke bureaus

Op maandag 7 december gaan de directeuren van de wetenschappelijke bureaus van de politieke partijen met elkaar in debat over de toekomst van de politieke partijen. Deze bijeenkomst vormt de afsluiting van de collegereeks ‘Hebben politieke partijen de toekomst?’. Welke conclusies kunnen we trekken op basis van de voorgaande colleges?