Verslag college 1 – Tom van der Meer: ‘Zonder scepsis geen gezonde democratie’
“Het idee dat we kampen met een diepgaande politieke vertrouwenscrisis is al zo oud als de democratie zelf.” Tom van der Meer, universitair hoofddocent politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en medeoprichter van het politieke blog StukRoodVlees, maakt direct duidelijk waarom we hier vanavond bijeen zijn. ‘Hier’ is ProDemos in Den Haag, waar Van der Meer op maandagavond 17 oktober de collegereeks Gezond Wantrouwen aftrapt. Dit najaar bekijkt ProDemos de veelbesproken (en veel-beklaagde) kloof tussen burger en politiek in vier colleges eens van een andere kant. Als democratie draait om controle van de macht, is scepsis dan eigenlijk niet heel gezond?
Georganiseerd wantrouwen
Van der Meer vindt van wel. Volgens hem moeten we de representatieve democratie zien als een systeem van georganiseerd wantrouwen. Het is het daarom goed voor de democratie wanneer burgers vertrouwen in de werking van het systeem koppelen aan scepsis over de machthebbers. In zijn college bespreekt hij wat vertrouwen in de politiek is, hoe politiek vertrouwen zich ontwikkelt en waarom de crisisdenkers het bij het verkeerde eind hebben.
Zijn college is tegelijk een pleidooi voor een herwaardering van het belang van scepsis in de democratie én voor een herwaardering van de Nederlandse burger. Want, zo zegt Van der Meer: “De Nederlandse burger doet precies wat je in een gezonde, volwassen democratie zou verwachten.”
De paradox van onzekerheid
Van der Meer begint zijn betoog met enkele uitspraken over het gebrek aan vertrouwen in de politiek, van Samuel Huntington en Francis Fukuyama tot Tom-Jan Meeus, David van Reybrouck en Sybrand Buma. Allemaal bespreken ze een ernstige vertrouwenscrisis, waarmee Van der Meer maar wil aangeven dat het debat over politiek vertrouwen al ruim veertig jaar nauwelijks veranderd is.
Dit komt volgens Van der Meer vooral doordat crisisdenkers de rol die vertrouwen speelt in een democratie structureel miskennen én niet op de hoogte zijn van de feitelijke ontwikkeling in politiek vertrouwen.
Om de rol van vertrouwen binnen de democratie te begrijpen, moeten we volgens Van der Meer kijken naar de paradox van onzekerheid. “Vertrouwen,” zegt Van der Meer, “ontstaat in tijden van onzekerheid.” Voor een goed functionerende democratie moeten burgers namelijk het democratische proces vertrouwen, maar tegelijkertijd moeten ze machthebbers juist niet teveel vertrouwen, en hen goed blijven controleren. Als ‘de politiek’ immers een fout maakt, kan dat grote gevolgen hebben en hun leven flink beïnvloeden.
Dat we regelmatig verkiezingen hebben, geeft aan dat scepsis een sturend element in onze democratische rechtsstaat is. Om vertrouwen te hebben in het democratische proces, moeten we tegelijk onzekerheid voelen ten opzichte van de spelers in dat proces. Maar hoe groter de onzekerheid, hoe moeilijker het is om vertrouwen te hebben.
Scepsis in Nederland en de rest van de wereld
Van der Meer maakt voor zijn onderzoek gebruik van studies naar het politiek vertrouwen in landen over de hele wereld en kijkt daarbij ook naar de ontwikkelingen op langere termijn. Op basis daarvan concludeert hij dat er, ondanks de verzuchtingen en doemscenario’s van verschillende toonaangevende auteurs, in Nederland geen aanwijzing is voor een structurele vertrouwenscrisis. “Het Nederlandse niveau van politiek vertrouwen ligt in de subtop, internationaal gezien.” (Bekijk voor meer details de PowerPoint van het college, -red.)
Onderzoeken naar het Nederlandse vertrouwen in de politiek laten een hoge tevredenheid met het democratisch regime zien, en een structurele stijging van de tevredenheid met het functioneren van de democratie. Met het vertrouwen in de regering en/of parlement is het anders gesteld: we zien weliswaar geen structurele daling van het vertrouwen, maar wel (conjuncturele) schommelingen in dat vertrouwen. Ook meten onderzoekers bij de Nederlandse burgers een lager vertrouwen in de actoren binnen het systeem waar we verder zo tevreden over zijn, bijvoorbeeld politici.
Ondanks de hoge tevredenheid met het systeem, hebben we in Nederland dus wel degelijk te maken met sceptische burgers, maar volgens Van der Meer is dat juist gezond. Sceptische burgers zijn actiever dan tevreden burgers. Ze laten hun oordeel afhangen van de actualiteit, van de prestaties van een regering, partij of politicus. Dat maakt hen betrokken bij de politiek en het zorgt dat ze politici verantwoordelijk houden voor hun acties.
Scepsis zorgt ook voor verversing van de politiek. Het maakt dat nieuwe thema’s snel aandacht krijgen en dat er regelmatig nieuwe bewegingen in de samenleving ontstaan. In de aanloop naar verkiezingen komen nieuwe partijen op die het wantrouwen van kiezers kanaliseren. “Nieuwe partijen slagen erin sceptische burgers te mobiliseren. Daarmee versterken nieuwe partijen (als ze een zetel behalen) de democratie,” aldus Van der Meer.
De kurk op de golven
Ons vertrouwen in de politiek weerspiegelt in belangrijke mate de kwaliteit van onze overheid. Van der Meer maakt onderscheid tussen structurele verklaringen (de kurk waarop ons vertrouwen drijft), conjuncturele verklaringen (het getij dat het vertrouwen tijdelijk opstuwt) en korte-termijn verklaringen (de golven waarop het vertrouwen dobbert).
In de woorden van Van der Meer: “Onpartijdigheid van de instanties is de grootste kurk waarop vertrouwen drijft.” Die onpartijdigheid is met afstand de belangrijkste reden waarom het vertrouwen relatief hoog is in Nederland en Scandinavië, en laag in bijvoorbeeld Zuid- en Oost-Europa. De kurk is wel onderhevig aan eb en vloed en gaat mee met het getij. En dat getij, zegt Van der Meer, wordt vooral gevormd door economische prestaties.
De golven zijn vooral tijdelijke fluctuaties die het gevolg zijn van schandaaltjes en incidenten. Als voorbeelden noemt Van der Meer de 100-dagentour van het kabinet Balkenende IV in 2007 en de overname van ABN Amro in 2008. Daarnaast geven parlementsverkiezingen een korte boost aan het vertrouwen in de politiek, doordat burgers merken dat zij uiteindelijk de touwtjes in handen hebben.
Schandalen
Media komen al gauw uit bij schandalen als de oorzaak van vermeend politiek wantrouwen. Schandalen kunnen het vertrouwen in de politiek inderdaad schaden, maar ze moeten daarvoor wel ‘endemisch’ zijn. Daarmee bedoelt Van der Meer dat er meerdere politici bij betrokken moeten zijn van zowel regerings- als oppositiepartijen én dat het schandaal het hart van de representatieve democratie raakt. De bonnetjesaffaire in het Britse Lagerhuis heeft het vertrouwen van burgers in de democratie daadwerkelijk voor langere tijd aangetast.
In Nederland daarentegen hebben we zoiets eigenlijk nooit gehad. “We zijn in Nederland verwend met onze politici,” aldus Van der Meer. Het ergste wat er in ‘onze’ bonnetjesaffaire naar boven kwam, was een gedeclareerde zonnebril van toenmalig minister van Financiën Wouter Bos, kwijtgeraakt tijdens een dienstreis. En de Teevendeal, of Het Lek uit de Commissie Stiekem, “door een glunderende Frits Wester ‘het schandaal van de eeuw’ genoemd?” Volgens Van der Meer zijn ‘onze’ schandalen te geïsoleerd om het vertrouwen in de politiek serieus te schaden. “Wie heeft het nog over Het Lek?”
Van afspiegelen naar afrekenen
Tegen het einde van zijn college vat Van der Meer de wortels van het grote Nederlandse vertrouwen in de politiek samen. Door de bijzonder lage corruptie in de politieke en bestuurlijke top, het proportionele kiessysteem dat minderheden betrokken houdt en wantrouwen kanaliseert en tot slot het ontbreken van echte schandalen is er van een ‘historisch laag’ vertrouwen in de politiek geen sprake.
Wel is de rol van wantrouwen in de democratie toegenomen. Kiezers zijn hun stem op een andere manier gaan bepalen. Waar men ten tijde van de verzuiling (en in de periode erna) vooral keek naar de komende kabinetsperiode (prospectief), is dit verschoven naar een situatie waarin kiezers hun stem mede zijn gaan bepalen op basis van de afgelopen kabinetsperiode (retrospectief).
Met de snelheid waarmee politieke vraagstukken kunnen opkomen en met de complexiteit van die vraagstukken, is het lastig om vooraf al zeker te kunnen zijn van de beleidsthema’s voor de komende jaren. Voor kiezers is het daarmee moeilijker zich te verbinden aan het toekomstperspectief van een partij. Deze verandering in kiesgedrag laat een verschuiving van ‘afspiegelen’ naar ‘afrekenen’ zien, luidde ook de conclusie van de democratic audit die een groep politieke wetenschappers in 2011 uitvoerde in Nederland.
Het Thomas-theorema
Tot slot benadrukt Van der Meer nogmaals dat hij niet ontkent dat er een wantrouwende kiezer is. Wel ziet hij dat het wantrouwen niet toegenomen is, zoals het uitgangspunt van het debat steevast lijkt te zijn. Er is dus geen enorme vertrouwenscrisis waar we ons zorgen over moeten maken.
Dat betekent niet dat we geen rekening moeten houden met dat debat. Als we met z’n allen geloven dat er een vertrouwenscrisis is, zijn we eerder geneigd om institutionele veranderingen door te voeren die het vertrouwen wel degelijk zullen verminderen. Van der Meer doelt dan op bijvoorbeeld meer (bindende) referenda en een ander kiesstelsel, twee hervormingen waardoor burgers zich volgens Van der Meer minder vertegenwoordigd voelen en hun betrokkenheid bij de politiek vermindert. Als het systeem haar eigen scepsis niet meer kanaliseert en institutionaliseert (door middel van meerdere partijen en regelmatige verkiezingen), verliest het al snel het vertrouwen van de burger. Dan voltrekt zich precies waar het Thomas-theorema voor waarschuwt: If men define situations as real, they are real in their consequences.
Collegereeks Gezond Wantrouwen
Dit is het verslag van het eerste college uit de reeks Gezond Wantrouwen.
Download de PowerPointpresentatie van het college (als pdf).
De volgende colleges zijn op maandag 31 oktober en maandag 14 november.