Zetelverdeling
Als alle stemmen geteld zijn, moet bepaald worden hoeveel zetels elke partij krijgt, en welke kandidaten die zetels gaan bezetten. Hieronder leggen we uit hoe dat werkt.
Kiesdeler
Als bekend is hoeveel geldige stemmen er in totaal zijn uitgebracht, wordt de kiesdeler bepaald. Dat is het aantal stemmen dat recht geeft op één zetel.
In de Tweede Kamer zijn er 150 zetels te verdelen. Als bijvoorbeeld negen miljoen kiezers op de juiste wijze hebben gestemd, is de kiesdeler negen miljoen gedeeld door 150, is 60.000. Hoe hoger de opkomst, hoe meer mensen een geldige stem uitbrengen, hoe hoger de kiesdeler: dus hoe meer stemmen een partij moet halen om een zetel te krijgen.
Rekenvoorbeeld bij een opkomst van 9 miljoen mensen en een kiesdeler van 60.000):
Heeft een partij 380.000 stemmen gekregen, dan krijgt ze in ieder geval zes zetels, want 6 x 60.000 = 360.000. Van deze partij blijven dan nog 20.000 stemmen over. Ook bij de andere partijen blijven bijna altijd stemmen over.
Reststemmen en restzetels
Die stemmen die overblijven, noemen we ‘reststemmen’. Alle reststemmen bij elkaar zijn bij elkaar meestal genoeg voor enkele zetels, die niet meteen verdeeld kunnen worden. Die noemen we restzetels.
Voor de verdeling van de reststemmen bestaan twee verschillende rekenmethoden: die van de grootste overschotten en die van de grootste gemiddelden.
- De methode van de grootste gemiddelden wordt gebruikt voor de Tweede en Eerste Kamer, het Europees Parlement, de provincies, de waterschappen en de grotere gemeenten. Kijk op de website van de Kiesraad voor een uitleg van de rekenmethode.
- In kleinere gemeenten (met minder dan 19 zetels) en binnen lijstcombinaties van partijen wordt het systeem van de grootste overschotten gebruikt. Die methode is eenvoudiger: de partij met het grootste overschot aan zetels krijgt de eerste restzetel, daarna de volgende, etc.
Welke kandidaten krijgen een zetel?
Bij de toewijzing van de zetels aan de kandidaten wordt als volgt te werk gegaan: voor elke partij zijn eerst gekozen verklaard de kandidaten waarop een aantal voorkeurstemmen is uitgebracht dat boven 25 procent van de kiesdeler ligt. In bovenstaand voorbeeld, met een kiesdeler van 60.000 stemmen, komt dat overeen met 15.000 stemmen. Daarna worden de zetels toegewezen aan de kandidaten in de volgorde waarop ze op de lijst zijn vermeld.
Let op: in gemeenten waar het aantal te verdelen zetels minder dan negentien bedraagt, gaat het om 50%!
Lees dit dossier:
- Verkiezingen waarvoor?
- Het kiesrecht
- Verkiezingstijd
- Zetelverdeling
- Links